Rentes dalen over de hele linie

Volgens DNB zijn de rentes die banken berekenen over kredieten voor bedrijven en consumenten gestaag gedaald.

Ook de rentevergoeding op spaargeld is verlaagd. Voor een deel is deze daling een weerspiegeling van de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt.

In de eerste vijf maanden van 2012 is de gemiddelde hypotheekrente afgenomen. Huishoudens die in mei een nieuwe hypotheek hebben afgesloten of over hun bestaande hypotheek hebben heronderhandeld, kwamen met hun bank een rente overeen van gemiddeld 4,33 procent, tegen bijna 4,54 procent aan het begin van het jaar.

De daling deed zich voornamelijk voor bij hypotheken met een relatief korte (t/m 5 jaar) rentevaste periode. In mei 2012 betaalde een huishouden voor een hypotheek met de korte rentevaste periode (maximaal 1 jaar) ongeveer 1,30 procentpunt minder rente dan voor een hypotheek met een rentevaste periode van meer dan 10 jaar. Eind 2011 stond het verschil op 1,02 procentpunt.

Nederlandse bedrijven moesten in mei 2012 voor hun nieuwe financiering gemiddeld 2,25 procent betalen. Met name de leningen van meer dan 1 miljoen euro zijn fors goedkoper geworden: ondernemers betaalden die maand iets minder dan 2 procent op die leningen, tegen 2,85 procent eind 2011. Op leningen kleiner dan 1 miljoen euro betaalden bedrijven gemiddeld 3,82 procent, tegen 4,43 procent een jaar eerder.

Niet alleen de rentes op de kredieten zijn afgenomen. Ook de vergoeding op spaargeld is teruggelopen. In mei 2012 ontvingen huishoudens op een eenvoudige spaarrekening een rente van gemiddeld 2,35 procent, 0,05 procentpunt minder dan twee maanden daarvoor. Deze daling sinds maart 2012 maakt een einde aan een stijging van de spaarrente die ruim anderhalf jaar heeft geduurd. Met name in 2011 steeg de spaarrente sterk. Huishoudens ontvingen op hun spaargeld aan het einde van dat jaar 0,4 procentpunt meer rente dan aan het begin. De sterke stijging in die periode kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan de stijgende tarieven op de financiële markten. De Nederlandse banken zijn voor hun kredietverstrekking niet alleen afhankelijk van deposito’s van huishoudens, maar ook van financiering op de financiële markten. Wanneer de marktfinanciering duurder wordt, zullen banken meestal sterker gaan concurreren om het spaargeld van huishoudens. Toenemende concurrentie vertaalt zich in een stijgende spaarrente.

Recent zijn de rentevergoedingen van de kleinere banken en van de vier grootste banken (Rabo, ING, ABN Amro en SNS) naar elkaar toe gegroeid. Het verschil bedraagt momenteel gemiddeld minder dan vijf basispunten in het voordeel van spaarders bij de kleinere banken. In 2011 hebben de kleinere banken gemiddeld 15 basispunten meer rente gegeven op het spaargeld dan de grootste spelers op de spaarmarkt. Maar recent zijn het vooral de kleinere banken die hun rente relatief snel hebben laten dalen.

Bron: DNB, 27-07-2012